Als een hond lijdt aan pancreasinsufficiëntie, heeft dat ernstige gevolgen voor de getroffen viervoeter. Een tijdige behandeling is in dit geval essentieel om de impact op de gezondheid van het dier tegen te gaan.
Wat pancreasinsufficiëntie precies is, hoe het bij honden ontstaat en welke behandelingsmogelijkheden er zijn, leggen we hieronder uit.
De alvleesklier is het vakjargon voor de alvleesklier. De alvleesklier is een klierorgaan dat spijsverteringsenzymen en hormonen, zoals insuline, produceert.
Onder de gezondheidsproblemen die verband houden met de alvleesklier van een hond, valt naast diabetes en pancreatitis ook de zogenaamde exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI).
Als een hond lijdt aan pancreasinsufficiëntie, betekent dit dat zijn alvleesklier niet meer in staat is om voldoende spijsverteringsenzymen te produceren. Zo'n zwakte van de alvleesklier heeft ernstige gevolgen voor getroffen honden.
Pancreasinsufficiëntie kan verschillende oorzaken hebben bij honden. Het kan bijvoorbeeld optreden als gevolg van pancreatitis (alvleesklierontsteking). Als dit onbehandeld blijft en een chronisch probleem wordt, kan het leiden tot schade aan het weefsel van de alvleesklier.
Als gevolg hiervan neemt het aantal cellen dat verantwoordelijk is voor de productie van enzymen af. Dit kan er dan toe leiden dat chronische ontsteking van de alvleesklier van de hond uiteindelijk ook tot pancreasinsufficiëntie leidt.
Bij sommige honden kan zwakte van de alvleesklier ook genetisch bepaald zijn. Meestal manifesteert het zich in dit geval tussen de 6e en 18e levensmaand. Bij getroffen dieren treedt krimp van de alvleesklier op, die bij de geboorte meestal nog volledig intact was. Men gaat ervan uit dat dit proces waarschijnlijk te wijten is aan een auto-immuunreactie.
Bij honden met pancreasinsufficiëntie is de alvleesklier niet meer in staat om de benodigde spijsverteringsenzymen in voldoende mate te produceren voor de vertering van voedsel.
Als de enzymen ontbreken, kan het lichaam eiwitten, koolhydraten en vetten niet meer opnemen en in plaats daarvan met de ontlasting uitscheiden. Dat blijft natuurlijk niet zonder gevolgen.
Af en toe kan het zelfs voorkomen dat bij dieren die lijden aan pancreasinsufficiëntie, de honden ontlasting eten of zich tegoed doen aan andere onsmakelijke zaken zoals afval.
Als bij een hond mogelijke symptomen van een zwakke alvleesklier worden vastgesteld, is een tijdig bezoek aan de dierenarts natuurlijk essentieel. Om pancreasinsufficiëntie te diagnosticeren, is een bloedonderzoek nodig.
Tijdens dit onderzoek meet de dierenarts de concentratie van trypsinogeen. Dit is een voorloper van het spijsverteringsenzym trypsine. Als de waarde onder een bepaalde grens ligt, lijdt de hond daadwerkelijk aan exocriene pancreasinsufficiëntie.
In de regel zal de dierenarts ook andere bloedwaarden meten en bijvoorbeeld controleren of er een tekort is aan vitamine B9 of B12, en of er mogelijk al een ernstig tekort aan voedingsstoffen bestaat.
Bij de behandeling van alvleesklierschwakte gaat het er voornamelijk om het ontbrekende enzymproductie te compenseren. Hiervoor zal de dierenarts de hond een enzymensupplement voorschrijven. Dit moet de viervoeter permanent in de juiste dosering innemen.
Als schadelijke darmbacteriën de overhand hebben genomen bij een hond met pancreasinsufficiëntie, kan aan het begin van de behandeling ook het gebruik van een antibioticum zinvol zijn. Na de behandeling met antibiotica is het meestal nuttig om de darmflora van de hond te ondersteunen met een geschikt voedingssupplement, zoals bijvoorbeeld Bellfor Gastro Activia.
Voor honden met pancreasinsufficiëntie is het belangrijk om de individuele maaltijden eerder klein te houden. In plaats van één of twee grote porties zijn drie of vier kleinere porties zinvol. Op deze manier ontlast je het spijsverteringssysteem van de viervoeter. Probeer bovendien zo veel mogelijk vaste voedertijden aan te houden.
Geef, voor het welzijn van je viervoeter, bij voorkeur geen hondensnacks en andere tussendoortjes, ook al valt dit je zeker zwaar.
Als je hond ondanks de spijsverteringsenzymen die je aan het voer hebt toegevoegd niet aankomt, kan een lichte verhoging van de hoeveelheid voer nodig zijn na overleg met de dierenarts.
Voor honden met pancreasinsufficiëntie is het naast kleine porties en vaste voedertijden zeer belangrijk dat hun voer zo licht verteerbaar mogelijk is. We raden daarom aan om te voeren met onze insectenvarianten.
Het in deze voeding aanwezige insectenproteïne wordt geproduceerd uit de larven van Hermetia illucens. Het heeft een hoge biologische waarde, een uiterst laag allergiepotentieel en kan uitstekend worden verteerd door honden.
Bovendien is ons hondenvoer met insecten graanvrij. In plaats daarvan bevat het aardappelen en zoete aardappelen als goed verteerbare bron van koolhydraten.
Maak kennis met Bellfor hondenvoer met insecten.
Afhankelijk van de ernst van de pancreasinsufficiëntie van de hond kan het geven van rauw voedsel soms problematisch zijn. Dit komt omdat de rauwe ingrediënten in zelfbereide maaltijden de spijsvertering over het algemeen meer belasten.
Houd ook rekening met mogelijke besmetting van het rauwe vlees. Vooral met het oog op de vaak verstoorde darmflora bij honden met EPI mogen de bijbehorende risico's zeker niet worden onderschat.
In de meeste gevallen treedt al kort na het begin van de behandeling een verbetering van de toestand op. Honden die door hun pancreasinsufficiëntie veel gewicht hebben verloren, komen meestal vrij snel weer aan.
Als de behandeling geen effect heeft, kan het soms nodig zijn om de dosis van de enzymen aan te passen, of er kunnen nog andere problemen zijn, zoals bijvoorbeeld een ziekte van de dunne darm. Als dit het geval is, zijn mogelijk nog andere behandelingen nodig die niet direct verband houden met pancreasinsufficiëntie.
Bij een deskundige behandeling is het in veel gevallen gelukkig redelijk veilig om aan te nemen dat pancreasinsufficiëntie de levensverwachting van de hond niet verkort en dat het dier grotendeels vrij van klachten kan leven.
De alvleesklier bestaat uit een endocriene en een exocriene klier. Terwijl het exocriene deel verantwoordelijk is voor de productie van spijsverteringsenzymen, dient het endocriene deel voor de productie van hormonen.
Als dit laatste ook beschadigd is, kan het in het kader van pancreasinsufficiëntie voorkomen dat honden ook diabetes ontwikkelen. De zogenaamde suikerziekte vereist dan uiteraard aparte behandelingsmaatregelen.
De ondervoeding die gepaard gaat met pancreasinsufficiëntie kan zonder behandeling na verloop van tijd levensbedreigende proporties aannemen. Om dit te voorkomen, is een vroegtijdig bezoek aan de dierenarts van cruciaal belang.
Door het toedienen van enzymen kunnen de symptomen gelukkig meestal goed onder controle worden gehouden, zodat honden met alvleesklierinsufficiëntie meestal vrij snel herstellen en hun levenskwaliteit niet al te zeer wordt beïnvloed ondanks de beperkte functie van de alvleesklier.